Als dank voor bewezen diensten werd Ton Ojers lid voor het leven gemaakt door s.v. Huizen. Niet alleen vanwege zijn prestaties als trainer – hij heeft ons ooit voor degradatie behoed – maar ook als kledingleverancier en sponsor. Tons gezondheid laat te wensen over en dus stuift kersvers bestuurslid Brenda Schipper me over de A27 naar Almere waar ik een prachtig gesprek heb met deze flamboyante voetballegende….
ALTO
“Ik tik nu de zeventig aan,” vertelt Ton als we aan het koffie met gebak beginnen in het knusse kantoor van ALTO Sportswear van waaruit Alice en Ton Ojers hun ERREA sportkleding leveren. Ik ben van 1 augustus 1954,” vervolgt Ojers genietend van het mokka-gebakje. “Ik zit nu precies tien jaar in die rolstoel, dat is wel een mijlpaal…” Ojers moet beide benen missen na een agressief verlopend ziekbed. Een heftig lot voor een man die zo actief in het leven staat. Ton geeft ook toe dat het hem niet makkelijk afgaat: “Ik leef niet, ik overleef!” stelt hij in een interview dat ik op YouTube bekeek. “Maar ik heb Alice, een zoon, Kevin, een dochter, Amy, en een fantastische kleindochter Zyana. Die houden me gaande.”
“Je was van origine sportleraar. Hoe ben je zo in de sportkleding terecht gekomen?”
“Dat is een prachtig verhaal! Ik was op dat moment trainer van DCG in Amsterdam. Een van de medewerkers daar had nog wel eens een ‘handeltje’… Hij kwam een gegeven moment naar me toe en vertelde dat hij duizend ballen had die hij voor vijf gulden ’t stuk kwijt wilde. Of ik interesse had! Maar ja, ik had natuurlijk geen vijfduizend gulden zomaar tot mijn beschikking. Hij zei: ‘Weet je wat, neem ze mee en als je er vanaf bent, dan betaal je me! Ik met die duizend ballen aan de gang, ik belde wat collega’s her en der, en binnen twee weken was ik ze alle duizend kwijt, á tien gulden ’t stuk! Dus ik dacht: ‘Dat is makkelijk verdiend! Twee weken en wat telefoontjes en ik ben vijf ruggen rijker!’ Dat smaakte naar meer en dus besloot ik daar in verder te gaan. In de hoogtijdagen van dit bedrijfje had ik ruim dertig clubs die ik van kleding en spullen voorzag. Dat werd zo druk dat ik toen even met het trainersvak ben gestopt. Daar heb ik achteraf wel eens spijt van gehad.”
Clubs
Want Ton is niet in zijn eerste baantje gestikt: “Ik ben op mijn zesentwintigste begonnen bij KMVZ, 2e klas KNVB destijds. Daarna stapte ik over naar JOS, eerste klas KNVB, daarna Zeeburgia, dat was hoofdklasse, Hilversum, ook hoofdklasse en FC Sloterplas, wat nu Almere City is. Daarvandaan ging ik naar DCG, waarna ik een prachtig tussenjaar beleefde bij Xerxes in Rotterdam. Dat kón natuurlijk eigenlijk niet, zo’n puur Amsterdamse trainer in Rotterdam, maar ik heb het ‘m wel geflikt! Haha!
Na Xerxes ging ik weer terug naar DCG. Daar kreeg ik problemen met de gezondheid toen ik een TIA kreeg. We speelden een beslissingswedstrijd tegen Nieuwenhoorn. Een kwartier voor tijd staan we 3 – 0 voor en alles leek in kannen en kruiken. Dan vliegt er een vrije trap in. ‘Nou ja, nog niks aan de hand’ denk je dan. Maar dan koppen we een cornerbal in eigen doel met nog acht minuten te gaan. En wat er toen met mijn lijf gebeurde… M’n hartslag ging omhoog en ik voelde het zweet aan alle kanten uitbreken. ’s Avonds, toen iedereen aan het feesten was, lag ik in het ziekenhuis met zo’n defibrillator op mijn borst! Had ik een hartritmestoornis gekregen, een hartslag van boven de 165! Ik dacht dat mijn laatste uurtje geslagen had. Gelukkig kwam dat goed, maar ik ben toen wel een jaartje gestopt…
Huizen heb ik ook nog voor degradatie behoed. Daar ben ik nog steeds heel trots op. Ik moest veel veranderen, duidelijk op de trainingen laten zien wat je wilde, er bovenop zitten.”
“Je mooiste geschenk aan Huizen, daar hebben wij nog dagelijks plezier van: Bertje Brons…”
“Jaaaaa….” klinkt het bijna vertederd. “Bertje! Die neem ik overal mee naartoe. Ik had hem bij FCNH meegenomen, ge-wel-dig! Geen idee meer hoe we ooit aan elkaar zijn gekomen, maar ik merkte snel dat je dat soort mensen absoluut in je begeleidingsteam nodig hebt. Ik maakte ‘brokken’ en hij wist dat dan op de achtergrond weer te lijmen. Ik draag hem een zeer warm hart toe! Ik ben ook zo blij dat jullie het zo goed doen! Ooohhh! Je zal toch kampioen worden!” glundert Ton gelukzalig als ik hem vertel van onze koppositie in de competitie.
DWV
Ton vervolgt: “Na dat jaar kroop het bloed toch waar het niet gaan kan en toen DWV belde kriebelde het ineens wel héél erg. Ik had natuurlijk mijn twijfels of ik het nog wel zou moeten gaan doen, maar mijn vader had als laatste wens dat ik DWV nog een keer zou gaan trainen. DWV was zijn club… Dus ik ben daar toch maar ingestapt. Ik had maar dertien spelers die ik in kon zetten voor de hoofdklasse, maar toch werden we zesde. Een ongelofelijke prestatie. Maar ik heb het daar fantastisch gehad. Ik heb alles daar gedaan wat God en de KNVB verboden hadden, spelers opgesteld die geeneens lid van DWV waren… Het was het meest turbulente jaar dat ik ooit heb meegemaakt. We speelden tegen Kranenburg, de club van Cock Jol, en één van die jongens vraagt of ze voor de wedstrijd nog even een ‘blazie’ mocht nemen. Ik dacht dat ze een sigaretje bedoelden, maar dat was het dus niét… En laten we nou dopingcontrole krijgen! Die mannen kon ik dus niet opstellen… Moesten we met tien man het veld in. Cock Jol aan het tellen: tien man in het veld en drie man die langs de lijn in trainingspak een balletje staan te tikken. Maar ik had toen een spits Saïdi Amor die ze er achter elkaar in wist te leggen en je gelooft het niet, maar met rust stond het 0 – 4 voor ons! Dus ik loop met Cock terug naar de kleedkamers en fluister in zijn oor: ‘Maak je niet druk Cock, na rust komen we met z’n negenen…’ Hahaha! ’t Werd uiteindelijk 2 – 8! Op het laatst stuurde ik mijn reservekeeper het veld in met de opdracht dat ie alleen maar moest rennen en in de weg moest lopen… Die knul kon voor geen meter voetballen, maar hij deed het wel!
Maar wat ik daar allemaal niet meemaakte: had er een zijn vrouw geslagen en werd daar voor gezocht. Is er vlak voor de wedstrijd een verkeerscontrole en pikken ze ‘m eruit!
Maar goed, de mooiste herinneringen heb ik toch wel aan DCG. Dat was destijds een bolwerk zoals het Huizen in de tijd van Roy Wesseling. Maar al met al heb ik wel bij geweldige clubs gewerkt, hoor! Mijn enige frustratie is dat ik nooit bij een club heb gewerkt waar gewoon ‘geld’ was. Ik heb het altijd moeten doen met een ‘gevulde koeken budget’ en heb nooit de kans gekregen wat te laten zien bij ’n Spakenburg, IJsselmeervogels of Quick Boys, dat ik daarmee écht gewoon voor een titel in de hoofdklasse kon meespelen.”
Flamboyant
Ton stond bekend om zijn directe manier van coachen. Geen blad voor de mond en recht door zee. “Nee, ik ben nog nooit ontslagen!” verklaart hij trots. “Mijn teammanager zei me ooit: ‘Dat jij nou nog nooit een klap voor je kanis hebt gehad, onbegrijpelijk!…’. Maar op de een of andere manier pikten die jongens het toch altijd. Ik deed ook alles voor ze! Ik heb tegen Sebastian van Kammen een keer gezegd dat als ik ‘m nog één keer in die disco zou betrappen die er toen nog stond, dat ie dan tussen papa en mama Ojers in moest slapen! Dat was natuurlijk dikke lol in de kleedkamer!”
“Botste dat nooit met besturen, spelers?”
“Nooit!” klinkt het stellig. “Anders hadden ze me wel eens een keer ontslagen. Ik kon spelers inderdaad wel eens tot op hun enkels afzagen, maar daarna ze gingen wel als de brandweer! Haha!”
“Bij ons kwam je toen we in degradatienood verkeerden. Had die stijl van coachen te maken met het feit dat je als trouble-shooter werd aangesteld?”
“Nee, ook een kampioensploeg sprak ik op de zelfde manier aan, erger misschien nog wel! Als trouble-shooter moet je wél wat veranderen, anders kabbelt het maar door. Ik herinner me nog dat ik tegen Danny Benning (destijds linksback van Huizen, red.) zei: ‘Als jij de middenlijn ziet, dan stop je! Hoeveel ruimte je ook hebt!’ Danny was een prima gozer, maar had nog wel eens de hinderlijke neiging de verkeerde kleur aan te spelen. Daarna speelde hij een topwedstrijd!”
“Wie is Ton Ojers heel diep van binnen? Hoe zou je jezelf willen omschrijven?”
“Ai, dat vind ik heel moeilijk. Dat laat ik eigenlijk liever aan anderen om dat te beoordelen. Maar ik denk wel dat ik het hart op de goede plek heb. Ik heb nog nooit iemand ‘kwaad’ gedaan, iemand ‘belazerd’. Diep van binnen ben ik eigenlijk wel een heel braaf kereltje. Het enige was dat ik om de haverklap een bon kreeg voor te hard rijden, maar verder…”
Harde werker
“Ik ben wel een hele harde werker. Ik heb een jaar zelfs twee clubs tegelijk getraind. Op m’n zesendertigste had ik een fulltime baan als sportleraar, trainde de jeugd van JOS, deed de trainerscursus en werd tijdens dat seizoen benaderd door Zwaluwen’30 uit Hoorn. We hadden net een huis gekocht en konden de centen dus goed gebruiken. Vraagt die man van Zwaluwen’30 wat ik wil verdienen. Ik zeg: helemaal niks, alleen m’n reiskosten. Ze stonden onderin en ik zeg: als ik jullie erin houd, dan wil ik 15.000 netto en pak ik een periode, dan nog eens 15.000! No cure, no pay, uit te betalen een week na de prestatie… Hij vond het een werelddeal. Ik alles door het complete bestuur op papier laten zetten en ondertekenen. En láát ik nou die derde periode pakken en ze er zo in houden! Probleem was alleen dat ik óók met FC Sloterplas in de nacompetitie zat! Toen moest ik twee teams op dezelfde dag coachen! Martin Haar was destijds mijn assistent en die liet ik toen de wedstrijdbespreking doen terwijl ik Zwaluwen’30 coachte. Ik wilde meteen daarna spoorslags naar FC Sloterplas, maar wat denk je: wordt het verlengen en penalty’s! Verliezen we potdorie! Ik dus laat en dat was paniek in de tent bij Sloterplas. Maar goed, we spelen uiteindelijk een wereldpot met Sloterplas. Krijgen we twee minuten voor tijd de echter toch gelijkmaker voor de kiezen! Wéér verlenging en strafschoppen! Verlies ik me daar toch wéér… Ik was er doodziek van!”
RTV-NH
“Hoe kwam je zo met Mathijs Groenewoud bij RTV-NH terecht?”
“In die tijd had je een programma ‘Amsterdams Voetbal’ daar deed ik altijd wel ‘stevige uitspraken’ en dat sloeg wel aan. Voor die tijd was dat redelijk uniek, ik was zeg maar de Johan Derksen van toen. Mij werd gevraagd een keer een proefuitzending te maken. Dat viel in de smaak en werd het best bekeken programma op TV Noord-Holland! 300.000 kijkers alleen al in Noord-Holland!
Ik was een keer voor de zaak in Italië. Het merk ERREA komt uit Parma, dat toen tegen Heerenveen voor de Europacup speelde. ERREA was hoofdsponsor van Parma en toen we daar in het stadion waren liepen we voor de Heerenveen-supporters langs en die beginnen spontaan mijn naam te scanderen. Die directeur wist niet wat hem overkwam, die snapte er niks van dat ze me daar ook allemaal kenden.
Ik heb dat programma een jaar of vijf mogen doen. Toen kwam er een kink in de kabel en stopte het voor mij. De kijkcijfers duikelden daarna meteen dramatisch. Hoogtepunt was wel de befaamde ‘Kerstboom’ welke trainers de kerst zouden halen of niet. We hebben toen Louis van Gaal die piek aan mogen bieden. We werden allerhartelijkst te woord gestaan, en dat terwijl Louis toch bepaald vrij weinig op had met de pers! Ik voelde me zeer vereerd!
Toen hebben we nog dat prachtige project FCNH, waarbij we lokale spelers in een soort talentenelftal bijeen brachten. Heerlijk was dat: geen stress! Want dat had je natuurlijk bij alle andere clubs wel: je moést altijd winnen…”
Pijn
Ton moet leven met pijn. “Om half een komt de taxi me straks ophalen en moet ik naar bed om bij te komen. Het is zo vreselijk uitputtend… Ik lig om zeven uur ’s avonds in bed. Het is nog steeds zo dat ik overleef,” verzucht Ton. “Ik zou dolgraag weer naar een wedstrijd willen, maar ik red het ’s middags niet meer, dan ben ik ‘op’. Als je me ook op die foto met Rafael van der Vaart ziet,” en hij wijst een van de foto’s die de wand van zijn kantoor sieren aan, “dan ben ik nog veel dikker in mijn gezicht. Ik ben zo mager geworden, ik heb ook geen armpjes meer over. Kijk, dat shirt kreeg ik van Ajax,” en hij wijst trots naar een ingelijst en gesigneerd shirt. “2014, handtekeningen van Danny Blind, Frank de Boer… Voor mijn perfecte analyses die ik maakte, zei Frank… Dan smelt je toch? Of niet?
Aan ‘toekomst’ denk ik niet meer. Alice gaat ook zo langzamerhand haar werk in de zaak afbouwen, ze is ook zevenenzestig. Ooit hadden we hier drie panden, maar aan alles komt een eind…”
Als Ton aangeeft dat hij eigenlijk ontzettend graag de wedstrijd tegen JOS/Watergraafsmeer zou willen bijwonen, nodigen we hem uiteraard van harte uit. Wat zou het dat voetbaldier gelukkig maken als dát zou kunnen lukken. Maar Ton leeft bij de dag, ’s ochtends voelt of hij een ‘goede’ of een ‘slechte’ dag heeft. Laten we met z’n allen hopen dat we hem niet alleen die wedstrijd mee kunnen laten maken, maar ook dat we er voor hem nog een overwinning mee uit het vuur zouden kunnen slepen…
Ron Tuijnman